Tijdschrift:Vogelonderzoek, 10(1), p.19.
Soort (vogels):Kolganzen (Anser albifrons)
Abstract:
De migratietheorie suggereert, en sommige empirische studies tonen aan, dat om te concurreren om de beste broedplaatsen en het reproductiesucces te vergroten, vogeltrekkers over lange afstanden de neiging hebben om een tijdminimalisatiestrategie te hanteren tijdens de voorjaarstrek, wat resulteert in een kortere voorjaarstrek in vergelijking met die in de herfst. Met behulp van GPS/GSM-zenders volgden we de volledige migraties van 11 Kolganzen (Anser albifrons) tussen Zuidoost-China en het Russische Arctische gebied, om de migratietiming en -routes van de Oost-Aziatische populatie te onthullen en het verschil in duur tussen de voorjaars- en najaarstrek van deze populatie te vergelijken. We ontdekten dat de migratie in het voorjaar (79 ± 12 dagen) meer dan twee keer zo lang duurde om dezelfde afstand af te leggen als in de herfst (35 ± 7 dagen). Dit verschil in migratieduur werd voornamelijk bepaald door significant meer tijd doorgebracht in het voorjaar (59 ± 16 dagen) dan in de herfst (23 ± 6 dagen) op significant meer tussenstops. We veronderstellen dat deze ganzen, waarvan wordt aangenomen dat ze gedeeltelijk kapitaalkrachtig broeden, bijna driekwart van hun totale migratietijd op voorjaarsplaatsen doorbrachten om energievoorraden op te bouwen voor de uiteindelijke investering in de voortplanting. We kunnen de hypothese echter niet verwerpen dat de timing van de dooi in het voorjaar ook bijdroeg aan de duur van de tussenstop. In de herfst bouwden ze op de broedplaatsen de nodige energievoorraden op, voldoende om vrijwel zonder tussenstop de Noordoost-Chinese tussenstops te bereiken. Dit verkortte de tussenstoptijden in de herfst en resulteerde in een snellere najaarstrek dan in het voorjaar.
PUBLICATIE BESCHIKBAAR OP:
https://doi.org/10.1186/s40657-019-0157-6
